Door Maestro Andrea Borella, bondscoach floret KNAS
Beste leraren en vrienden,
Nu is het al meer dan een jaar geleden dat de KNAS me vroeg om te gaan samenwerken met een groep jonge Nederlandse leraren, Deze groep bestaat uit de schermleraren Divendal, Rohlfs, Nivard, Van Barneveld en Combé. Ik heb deze prestigieuze opdracht graag aanvaard. Het eerste doel dat ik mezelf heb gesteld, was om deze groep leraren met mijn schermcultuur en mijn ervaring te laten kennismaken, die gebaseerd zijn op andere standpunten dan die waaraan de groep leraren gewend waren. Ik heb het lesmodel van Maestro Di Rosa, waar ik door ben geïnspireerd, niet aan hen willen opleggen als het beste model. Het leek me evenwel tevens het beste voor het proces van groei van een jonge leraar, om te leren begrijpen wat de canon van het model van Di Rosa inhoudt. De grootste maîtres, Italiaanse of buitenlandse, die ik gelukkigerwijze heb leren kennen in der tijd, hebben kunnen groeien als leraar door andere culturen en andere schermscholen te leren kennen en te bestuderen en zich zodoende kunnen verrijken met de kennis en vaardigheden van de één of de ander. Mijn model, zoals ik al eerder heb gezegd is dat van maestro Livio Di Rosa, met wie ik het geluk heb gehad om 30 jaar mee te werken. Ik heb zijn leermodel echter moeten aanpassen aan de huidige tijd, niet in de laatste plaats door andere methoden te bestuderen en daarvan te leren. Dus, toen ik met de groep jonge Nederlandse leraren begon te werken, heb ik erop gestaan dat ze de informatie die ik hen aanreikte tot zich namen. Dat ze leerden zien, ermee probeerden werken en zo de waarde ervan leerden schatten. Zij kregen telkens mijn advies de inhoud te interpreteren zoals zij goeddunken, zodat zij niet simpelweg uitvoerders van mijn ideeën zouden worden. De balans opmakend van de afgelopen periode, kan ik vandaag niet anders dan tevreden zijn, want ik zie een groep leraren, elk met zijn eigen persoonlijkheid, zijn eigen manier van lesgeven, losgekoppeld van de rigide parameters van de schermtheorie en het reglement. Het is natuurlijk noodzakelijk om rekenschap te geven aan de theoretische inhoud van de schermtheorie en de reglementen van het schermen. Het is echter bovenal noodzakelijk om deze theorie en reglementen op haalbare wijze in de praktijk te brengen van het moderne floretschermen. Ik zal nu kort verslag doen van de thema’s waar we aan hebben gewerkt in deze periode:
Afstand
Het is duidelijk dat wanneer we over de afstand spreken, we van de drie verschillende schermafstanden, de steekafstand, de uitvalsafstand en de pasuitvalafstand. Ik heb geprobeerd om duidelijk te maken dat de leraar niet het concept van deze verschillende afstanden aan de leerling adequaat kan aanleren vanuit de statische positie van de leraar, maar dat de leerling deze goed leert onderscheiden door in relatie tot de beweging van de leraar te handelen om zo recht te doen aan de realiteit van de praktijk op de loper. De leerling kan bijvoorbeeld in de afstand komen met alleen de benen, maar ook met behulp van een beweging van de romp. We moeten ook stilstaan bij de manier waarop de paslengte en de frequentie van de beweging met de voeten invloed hebben op het bereiken van de afstand van de finale actie. Bijvoorbeeld, als de leerling op uitvalsafstand staat, en de leraar, in plaats stilstaand op de uitval wachten, een halve stap voorwaarts zet, wordt de leerling gedwongen om de overbruggingsafstand van de uitval te begrenzen of besluiten met bijv. en pas voorwaarts dit te doen. Een ander voorbeeld zou zijn dat de leraar en leerling op steekafstand staan. Als de leraar vanuit deze afstand ineens achterwaarts stapt, wordt de leerling gedwongen om, na een natuurlijke beweging van de romp naar voren, een uitval uit te voeren om de afstand te overbruggen.
In tempo of op eigen initiatief
Steeds in relatie tot de afstanden kunnen spreken van steken “in tempo” en steken op eigen initiatief. Wij leraren moeten in staat zijn om het verschil te laten kennen aan de leerling tussen deze twee manieren door continu de afstand te variëren waarop de leerling zijn handelingen moet afstemmen. Zo kan de leraar zijn leerling de aanval op de voorbereiding laten maken of de leraar kan de leerling een situatie aanbieden waarbij hij de afstand groot probeert te houden. In het huidige floretschermen zijn acties in tempo erg efficiënt en worden veelvuldig gebruikt. Daarentegen zijn acties op eigen initiatief van de schermer moeilijker. Desondanks zouden beide manieren door ons leraren moeten worden aangeleerd.
Vaardigheid met het wapen
Zeer belangrijk is ook het werk van de leraar om de vaardigheid met het wapen en het gevoel van het ijzer te ontwikkelen, met het oog op het verkrijgen van: Besluitvaardigheid en precisie in de manier waarop de leerling het raakt, de controle over de floret op zeer korte afstand, de controle over de kling van de tegenstander, de verschillende vuisthoudingen in de steek om op enkelvoudige wijze te kunnen profiteren van alle slechte (mal paré) weringen, de riposten na druk- of slagparades.
Eerste en tweede intentie
We kunnen de schermacties verdelen in die welke in eerste en in tweede intentie worden gemaakt. De leraar zal zich in beginsel moeten wijden aan de het laten beheersen van de acties van eerste op een zodanige wijze dat de leerling zo doelgericht mogelijk het trefvlak probeert te raken. Als deze doelgerichtheid eenmaal bereikt is kan er ook worden gewerkt worden aan de tweede intentie, echter zonder dat dit als voorbedacht fenomeen geoefend wordt tussen leraar en leerling.
Impliciet leren, het gedrag van de leraar
Ten slotte is een zeer belangrijk aspect het gedrag van de leraar in de les met de leerling. In mijn manier van werken is het een basaal uitgangspunt dat er, vanaf de eerste schermdag, gedurende de les niet wordt gesproken in de zin dat de leraar aan de leraar geen verbale opdrachten geeft om een bepaalde actie uit te voeren, maar dat de leraar doormiddel van gebaren en bewegingstaal zijn leerling laat begrijpen wat hij wil, (Bij gevorderde atleten kan het trouwens wel soms voorkomen dat bepaalde technische en tactische thema’s worden besproken.). Om dit te bereiken is harmonie tussen leraar en leerling van groot belang. De schermleraar moet in beginsel een gids willen zijn en als zodanig zal hij de leerling helpen om de juiste handelingen te laten leren en af en toe kleine obstakels opwerpen, zowel met de kling als met de afstand. Dan groeit de band tussen de twee en verbeteren de technische vaardigheden van de leerling. Geleidelijk aan zal de leraar de weerstand ten opzichte van de handelingen van de leerling verhogen en worden de probleemsituaties die de leerling door hem krijgt voorgesteld steeds moeilijker.
Dit stuk is niet geschreven als ware het een schermtheorie, maar gewoon een kort overzicht van het werk dat we tot nu toe hebben verricht met de staff en vereist zonder twijfel een meer gedetailleerde studie en uitwerking.
M ° Andrea Borella
Geef een reactie